Vlakbij de mijn Emma in Treebeek groeide Wiel Hoekstra (1939) op. Zijn Friese vader en Brabantse moeder wilden niet dat hij de mijn inging. Hoogleraar microbiologie werd hij. In zijn boek ‘Mijn Verleden’ blikt hij terug. Domweg gelukkig in mijnkolonie Nieuw Einde.
Prima handen had hij om mijnwerker te worden. Zeiden kraambezoekers, die zich in april 1939 over zijn wieg bogen in de ‘mijnkolonie Nieuw Einde’. Maar Wiel Hoekstra’s vader had daar geen boodschap aan. „Rika”, zei de Friese mijnwerker Meinold- ‘Nol’- Hoekstra tegen zijn Brabantse vrouw, „zolang ik twee handen aan mijn lijf heb, gaat geen van mijn jongens de mijn in. Dat beloof ik.” Toen Wiel Hoekstra op het punt stond naar de HBS te gaan, praatten familieleden en kennissen nog een keer in op zijn ouders. „Als de jongen nog één jaar naar school gaat, kan hij naar de mijn en brengt hij geld mee.” Gevolgd door de waarschuwing: „Hij ziet je straks niet meer staan als hij zijn studie af heeft.” De schoolverlater, die er bij stond toen dit werd gezegd, nam zich voor „dat ik nooit zou verloochenen waar mijn wortels liggen”. Hij heeft woord gehouden.
Mijn Verleden
Zijn boek Mijn Verleden is een terugblik in tevredenheid op zijn wortels, zijn opvoeding en jeugd in de mijnkolonie in Heerlen. Persoonlijke herinneringen, die zijn gekaderd in de sociale geschiedenis van de Limburgse mijnen en doorspekt met aansprekende teksten van de door Hoekstra bewonderde band Carboon. Op een ingetogen toon, waar af en toe boosheid over het door mijnwerkers geleden onrecht in doorklinkt, doet de emeritus hoogleraar microbiologie en oud-directeur Levenswetenschappen van de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen (KNAW) zijn boeiende en prettig leesbare relaas.
Kleindochter
Verschillende redenen dreven hem dit boek te schrijven. „Boven de grote rivieren weet men nog steeds niet wat voor een invloed de mijnen hebben gehad op Limburg, maar ook op Nederland. Een kleindochter wilde onlangs een scriptie schrijven over de mijnen, maar in heel Utrecht was er niks over te vinden. De geschiedenis van de mijnen mag niet vergeten worden.” Voorts werd hij steeds vaker geconfronteerd met de vraag hoe hij als Heerlenaar aan zijn Friese achternaam en Limburgse voornaam kwam. „En ik wilde het verhaal vertellen van mijn ongewone carrière als mijnwerkerszoon, tegen de achtergrond van de sociale geschiedenis van de mijnstreek en de interessante wijk waar ik ben opgegroeid en waar helaas niks meer van over is.”
Maar de belangrijkste reden om per se dit boek dit jaar te publiceren was zijn vader. „Het is dit jaar honderd jaar geleden dat mijn vader, die de bij mijn geboorte geuite belofte is nagekomen, werd geboren. Hij was niet geboren voor de mijn, hij was te bedachtzaam en niet hard genoeg voor het vaak drieste werk ondergronds. Hij zag daarom dat voor mijn broers en mij de mijn niet onze eindbestemming mocht zijn. Daarbij werd hij erg gesteund door de daadkracht van mijn moeder.”
Een protestantse katholiek
Wiel is vernoemd naar zijn grootvader van vaderszijde, Willem. Die was eind 19de eeuw vanuit Friesland naar de Duitse mijnen in het Ruhrgebied gegaan en daar gehuwd. Toen de oorlog uitbrak, trok de uitgesproken socialist en anti-katholiek naar Schinnen, om er in de mijn Emma te gaan werken. Wiels moeder was met haar moeder en stiefvader vanuit Brabant naar Limburg getrokken. Zoals zovelen toen. Nieuw-Einde. Christus Koningkerk. Foto RijckheytOmwille van zijn huwelijk in 1937 gaf Willems zoon Meinold het protestantse geloof op en werd katholiek. „Maar hij was een kritische katholiek, die niet veel op had met de pastoors die zo dweepten met processies en devoties.” Zijn socialistische overtuiging behield hij, totdat hij toegaf aan de dwang van zijn vrouw en zijn lidmaatschap van de Algemene Nederlandse Mijnwerkersbond (ANMB) opzegde in de fel anti-socialistische periode na het bisschoppelijk mandement van 1954.
Nieuw-Einde. Carnaval omstreeks 1970. Foto RijckheytOp het leven in de kolonie, waar de mensen dicht op elkaar woonden onder vaak erg karige omstandigheden, met veel sociale controle en de constante dreiging van mijnongelukken, kijkt Hoekstra tevreden terug. Met veel plezier verhaalt hij over de duivenmelkers, de inventief bijklussende buren, het intense genoegen dat hij beleefde aan filmvoorstellingen en aan de wedstrijden van Limburgia met zijn held, keeper Sjra Jacobs. „Wie in Nieuw Einde woonde, had de stad niet echt nodig.”Sjra Jacobs, doelman van Limburgia 1950. Foto Sportwereld.nl
De voor een koloniekind grote stap naar de HBS in Heerlen maakte hij met gemak, intellectueel en sociaal. Veel mijnwerkerszonen haalden het niet. „Niet omdat ze het niveau niet aankonden, maar omdat ze zich niet thuis voelden op de HBS. Ik heb het geluk gehad dat mijn ouders mij en mijn broers altijd hebben gesteund en gestimuleerd.”
Wiel ging vervolgens scheikunde studeren in Utrecht. „Dat vak was in opkomst toen. Bovendien was het een stevige studie, waarmee je goed je brood kon verdienen.” Jaren later, als professor aan de Universiteit van Utrecht, had hij steeds profijt van de levenslessen uit zijn koloniejeugd. „Ik werd niet meteen geïmponeerd door status, vaak inderdaad alleen ‘get mie wie lek mich am aasj’. En ik had geleerd echt van onecht te onderscheiden.”
Wiel Hoekstra, Mijn Verleden
Wiel Hoekstra. Mijn Verleden, uitgeverij Boekenplan, Maastricht, www.boekenplan.nl
Ray Simoen is journalist.
Dit artikel verscheen op 18 mei 2013 in de digitale versie van het Limburgs Dagblad. Dit artikel wordt gepubliceerd met toestemming en vriendelijke medewerking van Media Groep Limburg.
Bekijk ook...
2 reactie(s)
Reacties
Er zijn de laatste jaren wat
Een prachtig boek,
Een prachtig boek, aanrader.
Herkenbaar en meet veel plezier gelezen
Bedankt voor dit mooie herkenbare menselijke stuk geschiedenis van
ons mooie Limburg
Uw reactie