Swentibold: De Indische buurt in de mijnkolonie

Swentibold: De Indische buurt in de mijnkolonieKolonie 'Zwentibolt'. Foto: Heemkundevereniging Geleen

Door de komst van de Staatsmijn Maurits veranderde er veel in korte tijd in Geleen. Vanaf 1915 was er sprake van een versnelde bevolkingsgroei door de instroom van de eerste arbeiders. Om deze nieuwkomers van onderdak te voorzien, werd ten noorden van de Staatsmijn de zogenaamde mijnkolonie ‘Swentibold’ gebouwd. In de volksmond stond het bekend als de ‘Auw Kolonie’ of kortweg de Kolonie. Tussen 1918 en 1924 ontstond er een wijk met een tiental straten die de namen droegen van Nederlandse koloniale bezittingen in Oost- en West-Indië. Zodoende had Geleen tussen 1924 en 1971 een mijnkolonie met een Indische buurt.

 

Bouwen aan een bloeiende mijnkolonie 

Voor de bouw van de Staatsmijn werden aanvankelijk arbeiders uit de regio gezocht. Enthousiasme ontbrak echter onder de bevolking. De gemeente Geleen had al in 1908 aangegeven dat het niet zat te wachten op de komst van een eventuele mijn: “Maar laten wij eens zien de nadeelen die Geleen van de mijnen zou lijden [….] Neen Geleen is ons te lief met zijne gezonde brave en welvarende bevolking om deze te verlagen tot mijnslaven”. Ook de katholieke kerk in Zuid-Limburg was sceptisch over de komst van de mijn. Hierdoor kwamen er maar weinig lokale arbeiders af op de Staatsmijnen. De eerste arbeiders kwamen daardoor vooral uit Holland. Om de toestroom van arbeiders te faciliteren was er behoefte aan woningen.

De woningbouwvereniging ‘Geleen’ kwam daarom in 1917 met een plan om ten noorden van de in aanbouw zijnde staatsmijn veertig wonen te realiseren. Door de groeiende woningnood in Geleen zag de gemeente zich genoodzaakt in te stemmen met het plan van de vereniging. In september werd een lening van 33000 gulden goedgekeurd door de raad. De bouw van de woningen werd door de vereniging uitbesteed aan de aannemer G. Teulings uit Echt. De woningen werden ontworpen door Jan Stuyt. Ondanks dat de huizen in een zeer korte tijd gebouwd werden, wist Stuyt een modern ontwerp te realiseren. De woningen waren een nieuwe generatie arbeiderswoningen met elektriciteit, stromend water en riolering. De fraaie overgangsstijl uit de vroege twintigste eeuw gaf de huizen ook een charmant uiterlijk. Desondanks kon er maar moeilijk van een buurt gesproken worden. De eerste veertig huizen stonden in niemandsland, ver verwijderd van de bewoonde wereld van Geleen. Swentibold: De Indische buurt in de mijnkolonie1917-1918: aanleg van de eerste 40 huizen. Foto: Heemkundevereniging Geleen

De eerste veertig woningen bleken echter wel een succes. Hierop ontwikkelde de gemeente Geleen in samenwerking met het provinciaal bestuur van Limburg een officieel uitbreidingsplan om rondom de nieuwe woningen een wijk te bouwen. Het uitbreidingsplan dat hieruit ontstond was naar het ontwerp van Joseph Cuypers, zoon van Pierre Cuypers. De eerste bouwfase, genaamd Lutterade I, zou bestaan uit de bouw van een buurt rondom de bestaande veertig woningen. In het plan was de aanleg van tien straten voorzien. In samenwerking met de bouwvereniging werd besloten dat in deze eerste fase 175 arbeiderswoningen gebouwd zouden worden. In juni 1919 werd dit plan goedgekeurd door de Geleense raad. Tussen 1922 en 1924 verrezen de eerste woningen uit het uitbreidingsplan. In mei 1924 wist de gemeente Geleen in het Limburgs dagblad te melden: “[er] komen bijna dagelijks nieuwe bewoners in onze gemeente. De laatste week een dertigtal. De Kolonie ‘Swentibold’ is helemaal bewoond”. Rond deze tijd kwam de buurt al als de Kolonie bekend te staan. Na 1925 werden nog eens 125 woningen in de Kolonie gebouwd. Ook rond de Kolonie zou vanaf eind jaren twintig en begin jaren dertig een wijk ontstaan, die vandaag de dag bekend staat als Lindenheuvel. Swentibold: De Indische buurt in de mijnkolonieKolonie 'Zwentibolt', ansichtkaart jaren dertig. Foto: Heemkundevereniging Geleen

Goede kant - slechte kant

De Kolonie en de overige buurten van Lindenheuvel waren echter voor de Tweede Wereldoorlog twee gescheiden delen. Er was ‘de goede kant’ en ‘de verkeerde kant’ van de Burg. Lemmensstraat, die de Kolonie van Lindeheuvel scheidde. Ten eerste had dit al te maken met de straatnamen. In december 1924 kwam de raad bijeen om de straten te voorzien van namen. De straten in de Kolonie kregen namen van de grootste Nederlandse eilanden in de Indische archipel. Dit was voorgedragen door een aantal raadsleden aangezien de mijnkolonie: ‘net zoals de Nederlandse kolonies, een soort kolonie van de gemeente is’. De raad gaf de namen Java, Timor, Sumatra, Curaçao, Suriname, Borneo, Celebes, Flores, Banka en Lombok aan de straten van de Kolonie. Het belangrijkste onderscheid was echter de aard van de buurt. De zogenaamde ‘Swentibolders’ werden over het algemeen gestereotypeerd als arm, grof en losbandig. Het ging om een zeer pluriforme groep van voornamelijk mijnwerkers die uit heel Nederland en Europa kwamen. Dit gaf de buurt een uniek karakter. Doordat de inwoners uit de Kolonie uit alle windrichtingen kwamen, gingen er de gekste verhalen rond over ‘die Hollanders’ of ‘ die Joegoslaven’. Dit droeg onder andere bij aan de scheiding met Lindenheuvel.

De vooroorlogse periode in de buurt kan gezien worden als haar bloeitijd. De sociale cohesie in de buurt, was zoals in elke kompelgemeenschap, zeer sterk. Bewoners hoefden de buurt niet eens te verlaten voor alledaagse behoeften. Winkels, bedrijven en verenigingen waren alom vertegenwoordigd in de buurt. Leven in de Kolonie was, desondanks het zware mijnwerkersbestaan, relatief goed door deze sociale cohesie. Zoals oud bewoner Anna Stap beschreef in zijn memories: “Mijn eerste herinnering gaat terug naar het jaar 1940 […] Genietend van het voorjaarszonnetje zat ik op het kelderluikje en tuurde naar de kiepwagentjes die hun weg vonden op de steenberg om daar hun lading mijnsteen te lossen.”

Stagnatie en verval

Ondanks het bombardement op Geleen van 5 oktober 1942, waarbij ook tientallen huizen in de Kolonie onbewoonbaar werden , was de Tweede Wereldoorlog een relatief rustige periode in de Kolonie. Het omslagpunt voor de Kolonie kwam na de Tweede Wereldoorlog. Vanaf 1950 groeide de problematiek rondom de buurt. Dit was het gevolg van een aantal factoren die op elkaar inspeelden. Ten eerste begon de petrochemische industrie een steeds grotere rol te spelen bij de Staatsmijn Maurits. Er was meer ruimte nodig. Binnen de gemeenteraad groeide de zorgen over het gevaar van de petrochemische industrie voor de huizen direct naast het terrein, zoals die op de Bankastraat. De huizen in de Bankastraat begonnen ook steeds meer last te krijgen van de steenstort uit de mijn. De zogenoemde ‘Steenberg’ bereikte begin jaren zestig een omvang van 84 hectare met een hoogte van 110 meter. De ‘berg’ eindigde volgens het Limburgsch Dagblad: “In de achtertuinen van de Bankastraat”.

Ten tweede was een groot gedeelte van de Kolonie ondertussen aan het verpauperen. De relatief snelle bouw van de huizen in de jaren twintig was niet ten goede gekomen aan de kwaliteit. Ook leverde de mijnbouw directe schade op aan de woningen in de omgeving. Huizen en wegen in de Kolonie waren in een halve eeuw van mijnbouw meters gaan zaken. Desondanks dat de huizen destijds zeer modern waren, konden nieuwe aanpassingen moeilijk gemaakt worden. Voor de woningbouwverenigingen, werden de huizen in de Kolonie steeds minder aantrekkelijk om te exploiteren. Desalniettemin woonden er in het  begin van de jaren vijftig meer mensen in de Kolonie dan ooit te voren. Het Gezellenhuis in Lindenheuvel was door de toestroom van voornamelijk Italiaanse gastarbeiders na de oorlog overbezet. Daardoor werden er tijdelijke voorzieningen aangelegd aan de oostkant van de Javastraat. Zo kwamen er barakken om de gastarbeiders onderdak te bieden.

Het echte einde werd echter ingeluid door het einde van de mijnbouw in Zuid-Limburg. Na het topproductiejaar 1957, begon de productie van de Staatsmijn Maurits terug te lopen. De vraag naar kolen was langzaam aan het dalen. Dit proces werd versneld door de ontdekking van aardgas in het Groningse Slochteren. De toekomst was aardgas, niet steenkolen. Minister van Economische Zaken Joop den Uyl besloot daarop in 1965 dat alle Staatsmijnen zouden sluiten in afzienbare tijd. Het echte einde van de staatsmijn kwam daarom ook op 17 juli 1967, toen de Staatsmijn Maurits haar laatste kolen uit de Geleense grond haalde. De groei van de Petrochemische industrie, verpaupering van de wijk en het einde van de mijnbouw leidde ook zo tot het einde van de Kolonie.Swentibold: De Indische buurt in de mijnkolonieSwentibolt in de naoorlogse jaren. Foto: Heemkundevereniging Geleen

Swentiboldaffaire

Het werd duidelijk dat de toestand van de Kolonie niet langer acceptabel was. Daarom ging de gemeente Geleen in 1966 aan tafel met de woningbouwverenigingen. Na moeilijke onderhandelingen, onder andere door de eventuele herplaatsing van de bewoners elders in Geleen, kwam de gemeenteraad op 24 oktober 1967 met het saneringsbesluit. Van de 247 woningen zouden 165 woningen aan de straten ten zuiden van de Borneostraat voor 1971 gesloopt worden. De overige 82 woningen ten noorden van de Borneostraat zouden voorlopig overeind blijven met het uitzicht op eventuele renovatie. De sloop van de eerste 165 woningen verliep vrijwel vlekkeloos. De woningbouwverenigingen konden hun bewoners elders onderbrengen en voltooiden de sloop in 1971. De problemen ontstonden toen het prijskaartje bekend werd van de renovatie van de overige woningen ten noorden van de Borneostraat. De renovatieprijs werd geschat tussen de 10.000 en 45.000 gulden. De ruim zestig huizen van woningbouwvereniging ‘Thuis Best’, dat in 1968 opgegaan was in de grotere vereniging AZL, waren echt krotten aan het worden. Een bewoner van de Floresstraat verklaarde in 1972: “Als ik de voordeur open doe, valt het kozijn er uit. De kelder staat onder water. We durven er niet meer in vanwege de ratten. Er was bij onze komst geen water of licht. Het druipt overal van het vocht.” Het AZL, in tegenstelling tot woningbouwvereniging ‘Geleen’, zag echter geen heil in het renoveren van de woningen. Uiteindelijke besloot de gemeente in te grijpen in wat bekend kwam te staan als de Swentiboldaffaire. Voor circa 250.000 gulden nam de gemeente de zestig AZL woningen over.
Uiteindelijk werden deze woningen in 1976 gesloopt. Hierdoor bleven er nog een handjevol woningen staan op de Javastraat en Surinamestraat. De Kolonie is hierdoor grotendeels verdwenen. Waar ooit de huizen van de Bankastraat stonden, is nu het DSM terrein opgerukt. De buurt is grotendeels vergeten. Om te eindigen met de woorden van Anna Stap: “Er is veel geschreven over Geleen met zijn Staatsmijn Maurits. Er is veel geschreven over Lindenheuvel. Maar de Awe Kolonie mis ik in alle geschriften.’’

Dennis Hartog schreef dit artikel op verzoek van DeMijnen.nl. Dennis is op het moment van schrijven student geschiedenis aan de Universiteit van Utrecht. Het is een samenvatting van zijn een studie voor "Onze Indische Buurten" van de Universiteit Utrecht.

Bronnen:
‘Afbraak in zuidelijke Swentibold begonnen’ in: Limburgsch Dagblad 23-09-1966.
‘Slechte woningen van wijk “Swentibold” gaan onder de sloophammer’ in: Limburgsch Dagblad 25-10-1967.
‘Verassende wending in ‘Swentiboldaffaire’ in: Limburgsch Dagblad 06-02-1976.
Anna Stap, ‘En natuurlijk waren er de mijnen...’ in: Limburgsch Dagblad 28-11-2009
Raad der Gemeente, Notulen van de Raad (19 december 1924) In: 130 Bestuursarchief Gemeente Geleen, 4 Notulen van de Raad, Archief De Domijnen Sittard-Geleen.
Raad der gemeente, Verzoek gemeente Geleen aan Nederlandse overheid (14 maart 1908) in: 130 Bestuursarchief Gemeente Geleen
P.M. Baggen, Verzoek Woningvereeniging Geleen aan gemeente Geleen (6 februari 1917) in: 130 Bestuursarchief Gemeente Geleen, 1706-1921, 1190 Stukken betreffende de woningbouw door de Woningvereeniging "Geleen", 1917-1920, Archief De Domijnen Sittard-Geleen.
Raad der gemeente Geleen, Besluit verzoek Woonvereeniging Geleen (11 augustus 1917) in: 130 Bestuursarchief Gemeente Geleen, 1706-1921, 1190 Stukken betreffende de woningbouw door de Woningvereeniging "Geleen", 1917-1920, Archief De Domijnen Sittard-Geleen.
Commissariaat der Koningin Limburg, Woningbouw in Zuid-Limburg (29 maart 1919) in: 130 Bestuursarchief Gemeente Geleen, 1706-1921, 91 uitbreidingsplannen, Archief De Domijnen Sittard-Geleen
P.M. Baggen, Verzoek Woningvereeniging Geleen aan de gemeente Geleen (20 oktober 1920) in: 130 Bestuursarchief Gemeente Geleen, 1706-1921, 1190 Stukken betreffende de woningbouw door de Woningvereeniging "Geleen", 1917-1920, Archief De Domijnen Sittard-Geleen.
Raad der Gemeente, Notulen van de Raad 1918 maart 19-1920 februari 12, 1 deel in: 130 Bestuursarchief Gemeente Geleen, 4 Notulen van de Raad, Archief De Domijnen Sittard-Geleen.

Literatuur
M.J.H.A. Schrijnemakers, Geschiedenis van Geleen, deel III: De leefwereld van de vroegere Geleners. Stichting Cultuur-Historische Uitgaven Geleen 2011
W.R.M. Rutten, P.G.H. Dorssers & E.J. Hendrikx, Van bos en hei tot woonwijk: Lindenheuvel. Stein 1976



  • Artikel
  • 30 juni 2017
  • door Dennis Hartog

1 reactie(s)


Reacties

Anna Stap moet Anne Stap

Anna Stap moet Anne Stap zijn.

Uw reactie

De inhoud van dit veld is privé en zal niet openbaar worden gemaakt.
CAPTCHA
Deze vraag wordt gebruikt om te controleren of u een menselijke bezoeker bent om zo spam te voorkomen.

Bekijk ook...

Gebombardeerd woonhuis

Gebombardeerd woonhuis

  • foto
  • 5 oktober 1942
Begrafenisstoet

Begrafenisstoet

  • foto
  • 5 oktober 1942
Oorlogsslachtoffers

Oorlogsslachtoffers