De Toespraak: Frans Timmermans 50 jaar na Den Uyl

De Toespraak: Frans Timmermans 50 jaar na Den UylFrans Timmermans. Foto Wikicommons

Heerlenaar en politicus Frans Timmermans sprak op 17 december 2014 de toehoorders in het Theater Heerlen toe ter gelegenheid van de opening van het Jaar van de Mijnen M2015. Om vooruit te kunnen, moet je weten waar je vandaan komt. Lessen uit het verleden en een pleidooi voor Europese samenwerking over de grenzen.

We schrijven 22 december 1964. Bijna precies 50 jaar geleden. Onder onze voeten, diep in de ON I, stort een gang in. Een groep mijnwerkers in die gang springt snel opzij. Eén van hen is niet snel genoeg, hij wordt bedolven. Zijn naam is Harry Erven, hij is zes weken eerder getrouwd met mijn tante Ans. Onder de kerstboom, in de Kristalstraat, liggen de pakjes al klaar. Voor kerstavond en ook voor oudejaarsavond, want dan zou Harry zijn 23ste verjaardag vieren. Was hij op tijd de goede kant op gesprongen, zou hij nu misschien met kinderen en kleinkinderen zijn 73ste verjaardag gaan vieren. Hij zal altijd 22 blijven.
Zomaar een verhaal van een Heerlense familie. Voor ons, vijftig jaar geleden, was de koel, net als de kerk, overal. Een leven zonder koel (en zonder kerk) was toen voor velen letterlijk ondenkbaar. Mijn beide opa’s waren mijnwerkers. Mijn moeder werkte als typiste bij de Textielindustrie Mijnstreek, die de koel als belangrijkste klant had. Mijn tantes waren met mijnwerkers getrouwd, mijn vader kreeg het op de OVS benauwd bij zijn eerste bezoek aan de proefmijn en koos de route van de krijgsmacht om niet naar de koel te hoeven. Zijn oudste broer had als twaalfjarige al die andere, overbekende route naar elders gevonden, via het kleinseminarie.

Herinneringen zijn bedrieglijk, want ons geheugen werkt selectief. Maar als ik terugdenk aan mijn kinderjaren, alle vakanties waren bij familie in Heerlen, was de koel ook visueel overal. Bij opa en oma op de Huskesweg, aan de voet van de steenberg, zo dicht op de koeltorens dat je ze bijna aan kon raken. Bij tante Ans in de Kristalstraat, ’s avonds gefascineerd kijken naar de ringen van rode lampen om de schoorstenen Lange Jan en Lange Lies van  de mijn. In de stad, op de markt, de eindeloze treinen op het rangeerterrein, het lawaai van de mijnlift, de fluit bij sjiecht. De bussen met mijnwerkers, mijnwerkers op de fiets, ’s zondags na de mis bij de doeven, in het café of langs het voetbalveld.

Nostalgie  

Nostalgie is als wijn: gezond mits met mate genuttigd. Een paar glazen maakt blij en warm, te veel en je raakt de weg kwijt en blijft met een kater zitten. Het heeft mij altijd gefascineerd hoe wij met de mijnsluiting zijn omgegaan. Historici zullen zeggen dat het een hele korte periode was, van de mijnen. Een mensenleven lang. Ze kwamen aan het begin van de eeuw, nog geen drie kwart eeuw later waren ze weer weg. We gingen van groen naar zwart en weer terug, althans dat leek de aanname. Velen wilden ook graag het mijnverleden achter zich laten, mijn opa zei regelmatig, als hij weer eens naar adem moest happen bij slecht weer, dat hij zich niet alleen de kameraadschap herinnerde, maar ook de angst, zeker in december, voor weer een mijnongeluk. Vergeten en opnieuw beginnen, zo leek het parool. Vijftig jaar later stellen we vast dat we nog steeds de wens hebben opnieuw te beginnen, maar dat we niet willen vergeten, dat we ons juist willen herinneren, niet op basis van o zo verleidelijke valse nostalgie, maar omdat een onderbouwde herinnering kan helpen onze huidige en toekomstige uitdagingen in een veel completer perspectief te plaatsen. Want wie niet goed weet waar hij vandaan komt, zal altijd moeite hebben een pad naar de toekomst uit te stippelen.

Toekomst 

Laat ik vandaag proberen op basis van ons verleden een paar gedachten over onze toekomst te formuleren. De consensus, vijftig jaar geleden, was dat de mijnsluiting onontkoombaar was. Dat staat ook vandaag nog recht overeind. Europese landen die langer over de sluiting hebben gedaan, hebben daarvoor vaak een veel hogere prijs betaald, zowel sociaal als financieel. Nationale en provinciale bestuurders voelden een grote verantwoordelijkheid voor de transformatie van de economische monocultuur die de mijnstreek domineerde en hebben, op basis van een zeer brede politieke en maatschappelijke consensus, de hand aan de ploeg geslagen. Achteraf kunnen we wel een aantal tekortkomingen in de benadering identificeren. En daarvan kunnen we weer leren voor de toekomst. Ik zei al dat koel en kerk alomtegenwoordig waren. Ze waren ook zeer zorgzaam, om niet te zeggen paternalistisch.
Veel keuzen werden de mijnwerkers, beambten en toeleverende bedrijven, zelfs veel overheidsinstanties, uit handen genomen. ‘De hoge heren daarboven’ was en bleef een gevleugelde uitdrukking. Een haast mythische groep mensen waarvan eerst veel te veel en later helemaal niets meer werd verwacht. Ook dat zal voor velen hier herkenbaar zijn: thuis werd er hard gescholden op de bazen, op straat en in de kerk gingen hoed en pet af voor diezelfde mensen.

Lessen uit de fouten van het verleden

Eerste les: trek je eigen plan, als dat een goed plan is, komt de buitenwereld vanzelf op je af. En als je ergens mee zit, leg het op tafel, wie weet valt erover te praten. We moeten ons ontdoen van de laatste fantoompijn der patronage die nog maar al te vaak een verlammende uitwerking heeft op het eigen initiatief van mensen in onze regio. Bij het zoeken naar nieuw werk voor mijnwerkers is de benadering veel te weinig ‘holistisch’ geweest. In de visie van de beleidsmakers was de mijnstreek een blokkendoos waar een paar blokken uit werden gehaald, dus ging men op zoek naar gelijkvormige blokken om de gaten te vullen. Die benadering schoot tekort, want de hele blokkendoos werd uit elkaar getrokken. In de eerste plaats probeerde men industrie vooral door vergelijkbare industrie te vervangen, in een tijd dat de hele industrie een fundamentele transformatie onderging.
Er was geld voor, dus kwam er niet-levensvatbare industrie op de subsidies af. Met als enig gevolg dat het einde van die industrie een aantal jaren werd uitgesteld, belastinggeld werd verspild en de mijnstreek werd blij gemaakt met een al snel morsdode mus. Ook was er bijna alleen aandacht voor vervangende werkgelegenheid voor de 45.000 mensen die in 1965 nog in de mijn werkten, niet voor de ruim 30.000 mensen die werkten bij toeleverende bedrijven die zonder de mijnen niet levensvatbaar waren. Successen waren er ook, met name bij de komst van overheidsdiensten en een aantal grote, wel levensvatbare bedrijven, zoals DAF/NedCar en de nieuwe opzet van DSM.
Een tweede les: Bij de opstelling van plannen, zo lijkt het, is te weinig rekening gehouden met externe ontwikkelingen. De mijnsluiting leidde niet alleen tot een toevloed van voormalige mijnwerkers op de arbeidsmarkt, maar viel samen met de komst van een grote golf babyboomers op diezelfde arbeidsmarkt. Daar werd geen rekening mee gehouden. Mijn conclusie: wees open en eerlijk over toekomstige ontwikkelingen, zoals demografische en (wereld)economische en neem deze ontwikkelingen altijd mee in je plannen. Doe je dat niet, dan kom je jezelf altijd weer tegen.
Een derde les: Er is ook nauwelijks aandacht geweest voor het feit dat de gehele maatschappelijke structuur van de mijnstreek met koel (en kerk) samenhing. De mijnsluiting viel samen met een razendsnelle ontzuiling, ontkerkelijking en individualisering. Een zegen voor persoonlijke vrijheden, een zegen voor de ontwikkeling van het individu, een zeer, zeer grote en volkomen onderschatte uitdaging voor de gehele maatschappelijke, culturele, educatieve en politieke infrastructuur van de mijnstreek. Ik weet zeker dat de Internationale Bau Ausstellung (IBA) Parkstad onder leiding van curator Jo Coenen niet alleen dit essentiële substraat van onze regio weer in het daglicht zal brengen, maar op basis daarvan ook de fysieke en maatschappelijke infrastructuur van de mijnstreek een kwantitatieve sprong voorwaarts zal laten nemen.

Henri Poels 

Het is inmiddels politiek volkomen incorrect om te beweren dat de samenleving maakbaar is. Maar wie met aandacht naar de geschiedenis van de mijnstreek kijkt, zal zien dat de samenleving hier in feite gebaseerd is op een politieke constructie die in essentie tot vandaag is blijven bestaan. De mijnstreek is gemaakt en wel door koel en kerk, met in een absolute glansrol de briljante mgr Poels, die als een van de zeer weinige prelaten had begrepen dat je socialisten alleen maar in toom kan houden als je hun agenda overneemt en daadwerkelijk de arbeids- en leefomstandigheden van mijnwerkers verbetert. Ondanks de herindeling van Wiegel uit begin jaren tachtig van de vorige eeuw, is de politieke en bestuurlijke opzet van de mijnstreek nog steeds gebaseerd op de ‘social engineering’ gedachte van Poels, met kleine kernen met een eigen kerk, school, harmonie en voetbalclub. Uitermate geschikt voor patronage door koel en kerk, uitermate geschikt om dichter op de noden van de bevolking te zitten, zeer ongeschikt om in een groter geheel een vuist voor de regio te maken. Daarom werd de regie bij de transformatie na de mijnsluiting ook overgenomen door het Rijk en met name door de provincie. Daarom werden ook geheel Zuid- en Midden-Limburg tot getroffen gebied verklaard, tot en met Roermond. Vandaar ook de verzuchting van oud-senator Nic. Tummers dat Heerlen is platgebombardeerd en Maastricht vervolgens weer is opgebouwd. Het is een gewetensvraag aan de bestuurders van vandaag: nemen jullie niet te snel de gedachte over dat de huidige bestuurlijke indeling organisch tot stand is gekomen en dus per definitie het beste de wensen van de bevolking weerspiegelt?

Grensoverschrijdend perspectief 

Hebben jullie de juiste balans gevonden tussen enerzijds dicht op de wensen van de mensen te zitten en anderzijds voldoende bestuurlijke massa te mobiliseren om buiten de regio voor de regio een vuist te maken? Hier zijn geen makkelijke antwoorden te geven, al denk ik dat de vraag open benaderen al een begin van een antwoord zou kunnen zijn. Een van de meest opvallende tekortkomingen van alle strategieën in de periode tussen 1965 en de eeuwwisseling is toch wel de algehele afwezigheid van een grensoverschrijdend perspectief. Europa komt in de plannen pas om de hoek kijken als men denkt te kunnen gaan scheppen uit Brusselse vleespotten. Daar zijn middelen beschikbaar voor mijnsluitingsgebieden en Limburg weet toegang te krijgen tot die middelen. Zonder daarbij serieus werk te maken van een herstructurering die van het nadeel van de grensligging een voordeel weet te maken. Pas heel recent is onder leiding van met name Theo Bovens, Paul Depla, Onno Hoes en Sjraar Cox doorgeschakeld van het alleen maar proberen op te lossen van problemen aan de grens naar een meer complete en toekomstgerichte visie op onze positie in het hart van de meest veelbelovende nexus van industrie, technologie, wetenschap en dienstverlening op het Europese continent. 

Poets de grenzen weg 

Weinig zaken boeien mij meer dan de opkomst, bloei en ondergang van de mijnindustrie in Limburg. Het gaat over mijn familie, mijn dierbaren, over mensen wier genen ik draag, wier samenleving mij heeft gevormd, wier nalatenschap een opdracht in zich bergt. Maar het gaat ook over het aanpassingsvermogen van mensen, van samenlevingen, van Nederland, van Europa.
Een aanpassingsvermogen dat wij steeds onderschatten, maar dat ons altijd sterker heeft gemaakt. En een aanpassingsvermogen dat ook de komende jaren op de proef zal worden gesteld. De economie verandert, spectaculaire groei behoort tot het verleden, maar kansen zijn er nog genoeg. Het is mijn stellige overtuiging dat de economie van morgen gebaseerd zal zijn op synergie tussen industrie, dienstverlening, wetenschap, infrastructuur - in toenemende mate digitale infrastructuur - ondersteund door excellent onderwijs en een dienstverlenende overheid. Wie erin slaagt die synergie tot stand te brengen, zal succes oogsten. Nergens in Europa ligt dat succes meer voor het oprapen dan in de regio die grof gezegd de Benelux en NRW omvat. Wij staan vandaag in het hart van die regio. Poets de grenzen weg, en dat hart kan heel Europa van zuurstof voorzien.
Zuurstof. De versteende longen van mijn opa konden aan het einde van zijn leven geen zuurstof meer opnemen. Hij was daarover niet bitter, wel over de mijnarts die beweerde dat het door het roken kwam, maar dit terzijde. Hij was daarover niet bitter omdat hij wist dat hij met zijn harde werken zijn dochter en zijn kleinzonen een kans had gegeven die hijzelf nooit had gehad. Wij eren hem en zijn koempels niet door te zwelgen in nostalgie, maar door ons rekenschap te geven van hun nalatenschap en in deze een opdracht te zien onze mijnstreek beter en sterker aan onze kinderen en kleinkinderen door te geven.

Frans Timmermans, Heerlen 17 december 2014

De Toespraak: Frans Timmermans 50 jaar na Den Uyl

Informatie over M2015 op www.m2015.nl

  • Nieuws
  • 17 december 2014
  • door Frans Timmermans

Bekijk ook...

Wandeling langs Mijnspoorpad

Wandeling langs Mijnspoorpad

  • agenda
  • 29 juni 2016
Wandeling langs Mijnspoorpad

Wandeling langs Mijnspoorpad

  • nieuws
  • 16 juni 2016