Lichtfossielen. Je moet het woord niet in de Dikke van Dale zoeken. Wiel Kusters zocht naar een beeldend woord om zijn lezing in het kader van Studium Generale in Maastricht te illustreren. Het werd een persoonlijke, vaak verrassende reis langs 24 speciaal uitgezochte foto's over het mijnverleden.
Wiel Kusters, jaargang 1947, is zoon van een mijnwerker uit Spekholzerheide. De Willem-Sophia overschaduwde zijn dorp. In zijn boek 'In en onder het dorp' dat door de Stichting de Koempel Verhaalt werd geschonken aan alle oud-mijnwerkers, verhaalt hij de geschiedenis van zijn eigen familie. Dat doet hij met betrokkenheid met de familie en de hele gemeenschap van Spek'hei. De steenberg beheerst op de omslagfoto de huizen van het dorp. Daaronder was een heel eigen wereld. De ondergrondse wereld van de mijn. Het horloge van zijn vader, verpakt in een blikken doosje met mica-ruitje ging destijds mee naar beneden en kwam ook telkens weer boven. Het horloge staat voor het tastbare verleden. Foto's zijn een heel ander medium. De grenzen in tijd tussen de werkelijkheid van toen en de betrokkenheid van de toeschouwer nu vervagen in dat medium.
Als tweede lezing in het kader van Studium Generale in Maastricht heeft Wiel Kusters het thema "Lichtfossielen, kijken naar mijnfoto's" genomen, geïnspireerd door het boek De lichtende kamer van Roland Barthes. Foto's zijn lichtfossielen, tastbare, vastgelegde overblijfselen. Het licht schrijft op negatief of papier een eigen verhaal. Naar foto's moet je leren kijken. In zijn lezing hield Wiel Kusters het publiek voor dat we steeds minder kijken, zoals we ook steeds minder lezen. Misschien kijken we wel, maar zien niets meer.
Door te kijken naar 24 foto's uit de collecties van het Sociaal Historisch Centrum in Maastricht en Continium Discovery Center in Kerkrade leert de toeschouwer om nieuwe dingen in de foto's te zien. Natuurlijk waren de foto's een heel persoonlijke keuze. "Foto's moeten me raken als ik ernaar kijk". En zo neemt Wiel Kusters de toeschouwer mee naar de Loonhal van de Maurits, waar de mijnwerkers met kop en al door het loket steken, alsof de fotograaf een derde dimensie aan de afbeelding heeft willen toevoegen.
Wiel Kusters legt de betekenis van de penning uit. Foto Nico Zijlstra
Kusters is gefascineerd door de foto als medium. "Foto's moet je niet beschouwen als een beeld van een verleden tijd, maar als een soort zwevende tijd." We kijken naar mensen die toen leefden, maar die in het heden bij de kijker wel degelijk aanwezig zijn. Het thema van zijn boek In en onder het dorp bepaalt ook de aanpak in de lezing. Er is een leven onder de grond. Zwaar en onvoorstelbaar heet en stoffig. Maar er is ook een leven boven de grond. Van moeder de vrouw bijvoorbeeld, die roert in een pannetje met witte melk en een smetteloos wit schort. Dat roeren gebeurt wel op de kachel die gestookt wordt met de kolen die de mijnwerker misschien zelf wel onder de grond gedolven heeft.
Duivenhouden was een geliefde hobby. Duiven hadden licht en lucht. De mijnwerker miste dat. Foto Nico Zijlstra
Onder de grond zien we mijnwerkers in de pijler. Hij moet vooruit de -soms scheve- kolenlagen winnen. Werken en tegelijk je eigen werkomgeving veiligstellen met een goed bouwwerk van houten stutten. In een laatste foto laat Wiel Kusters het attractieklimpark bij de Steenberg van de Wilhelmina zien. Het park in aanbouw is één groot stutwerk dat boven de grond alleen maar lucht ondersteunt.
Met zijn selectie van foto's en de verhalen er om heen schildert Wiel Kusters zijn eigen werkelijkheid, zijn eigen kijk op boven en onder. Daarbij zijn de toehoorders meegezogen en hebben naast het kijken ook leren zien. En daar moet je de tijd voor nemen.
Klimpark, stutten ondersteunen de lucht. Foto Bart Homberg
Op 11 november en 25 november zijn nog twee lezingen in het kader van het Jaar van de Mijnen en Studium Generale in Maastricht.
Bekijk ook...